Monde­linge vragen Start­no­titie Nationaal Programma Landelijk Gebied –Bossche koers tot medio 2023


Indiendatum: 14 jun. 2022

Den Bosch, 12 juni 2022

Betreft: mondelinge vragen, vragenhalfuurtje ex art. 72 R.v.O.

Onderwerp: Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied –Bossche koers tot medio 2023

Geacht college,

Afgelopen vrijdag, 10 juni 2022, zijn de plannen1 van het kabinet, van ministers Staghouwer van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Van der Wal voor Natuur en Stikstof, bekend geworden. De beide ministers geven aan2 dat Nederland voor ingrijpende opgaven staat als het gaat om het verbeteren van onze natuur, klimaat en waterkwaliteit. Zij geven aan dat de stikstofdoelen zo snel mogelijk actie vragen van de sectoren industrie, bouw, mobiliteit en landbouw, maar dat met name de opgave voor de landbouw groot is.

De stikstof- en reductiedoelen verschillen per gebied, deze lopen op van 12% tot 70%, dit zijn gebiedsdoelen, hiervan is een kaart beschikbaar. Op basis van deze kaart3 lijkt ook in de gemeente Den Bosch reductie plaats te moeten vinden.

Over deze gebiedsdoelen wordt in de Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied het volgende aangegeven: “De gebiedsdoelen zijn doelen voor de reductie van NH3 emissies. Eerdere analyses hebben aangetoond dat voor reductie van NH3 een gebiedsgerichte aanpak gericht op de locatie van de emissie effectief is ten opzichte van een generieke aanpak van reductie. Oftewel, hoe dichter een NH3 emitter bij een natuurgebied ligt, hoe groter het effect op de depositie in dat gebied is. O­mdat het grootste deel van de NH3 emissie vanuit landbouwbronnen komt, zal de bijdrage aan de gebiedsdoelen voor NH3 emissiereductie voornamelijk uit deze sector komen.”

In de Startnotitie is de volgende tijdslijn geschetst t.a.v. nadere concretisering en uitvoering:

Afbeelding1

Op dit moment is dus duidelijk dat:

  • De landbouw op verschillende manieren voor een grote reductieopgave van NH3 (ammoniak) staat;
  • Deze reductie voor een aanzienlijk deel ook uit inkrimping van het aantal landbouwdieren moet gaan komen;
  • Ook delen van de gemeente Den Bosch onder verschillende reductiedoelen van gebiedsdoelen vallen en hier dus NH3 reductie vanuit de landbouw plaats zal moeten gaan vinden;
  • Uiterlijk medio 2023 de concrete plannen duidelijk moeten zijn welke door de provincie met middelen van het Rijk dienen te worden gaan uitgevoerd.

Tijdens de raadsvergadering van 31 mei jl. stemden de coalitiepartijen nog tegen een motie4 van de Partij voor de Dieren en SP, die verdere uitbreiding van veehouderij trachtte te voorkomen en reductie te bevorderen. In Den Bosch worden namelijk nog steeds bestemmingsplannen gewijzigd t.b.v. uitbreiding van veehouderij, zoals op 8 maart jl. nog werd ingestemd met de wijziging van het bestemmingsplan van het melkveebedrijf De Bellaard 35. De Rijksoverheid spreekt nu echter met de Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied uit dat krimp noodzakelijk is, waar tevens een hoop publiek geld voor zal moeten worden aangewend.

Naar aanleiding hiervan hebben wij de volgende vragen aan het college:

  1. Is het College bekend met de Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied?
  2. Hoe kijkt de College aan tegen de doelen en conclusies zoals gesteld in de Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied?
  3. Wanneer veehouders op dit moment gaan uitbreiden zullen zij een hoop geld investeren, waarvan het erg onzeker is of dat zij op korte termijn hun bedrijfsvoering zullen moeten beëindigen, erg moeten inkrimpen of de aard van de bedrijfsvoering moeten aanpassen. Dit kan dan ook loze investeringen van veehouders betekenen en nog meer publiek geld van het Rijk kosten. Is het College het met ons eens dat het onverstandig is om met deze onzekerheid bestemmingsplannen te wijzigen t.b.v. uitbreiding van veehouderij, in ieder geval tot dat volledig duidelijk is wat de gebiedsplannen en NH3 reductie voor veehouders in onze gemeente voor consequenties zal hebben? Zo nee, waarom niet?

Namens de fractie van Partij voor de Dieren,

Eileen Samshuijzen

1https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2022/06/10/startnotitie-nplg-10-juni-2022/startnotitie-nplg-10-juni-2022.pdf

2 https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/06/10/onontkoombare-transitie-naar-een-vitaal-landelijk-gebied

3 Afbeelding2

4 https://denbosch.notubiz.nl/document/11547445/1/MOTIE+6+-+Veehouderij+onhoudbaar+-+PvdD-SP

5 https://denbosch.notubiz.nl/document/11092426/1/528ff9e9-ef8d-4106-9cee-37dcacd3e8e8

Indiendatum: 14 jun. 2022
Antwoorddatum: 14 jun. 2022

Wethouder VAN DER GELD: Ik zal me beperken tot het beantwoorden van de vragen. Vraag 1, is het college bekend met de startnotitie Nationaal programma Landelijk gebied? Ja, hoe kan het ook anders. Voorzitter, hoe kijkt het college aan tegen de doelen en conclusies zoals gesteld in de startnotitie? Om een lang verhaal kort te maken, wij volgen hierin de lijn van het rijk. Het rijk heeft nadrukkelijk de uitvoering hiervan bij de provincie gelegd en dat is direct een bruggetje naar het antwoord op vraag 3. De provincie is dus in de lead en het bevoegd gezag, de Wet natuurbescherming ligt dus bij de provincie. Als er een Wet natuurbeschermingsvergunning is afgegeven dan is er vanuit de gemeente geen grond om niet mee te werken. Vergunningen kunnen en worden daarnaast alleen verleend als ze voldoen aan de toepassing van deze wet- en regelgeving. 5 De provincie heeft tot 1 juli 2023 de tijd om regelgeving ten aanzien van die stikstofdepositie uit te werken en dit volgen wij als gemeente dan ook op de voet. Mochten natuurbeschermingsvergunningen in het geding zijn dan handelen wij daar uiteraard naar. Overigens is de agrariër zelf aan zet om wel of geen plan in te dienen en te beslissen om wel of geen gebruik te maken van een vergunning en een besluit om te investeren in zijn bedrijf, daar gaan wij verder niet over.